Volgtijdige opleidingen worden sinds de invoering van de Wet versterking besturing niet langer bekostigd door de overheid. Universiteiten hebben sinds studiejaar 2010/2011 de mogelijkheid om de hoogte van het collegegeld voor volgtijdstudenten zelf te bepalen. Volgtijdige studenten zijn studenten die een vervolgopleiding doen na het behalen van dezelfde graad. Er ligt sindsdien een duidelijke verantwoordelijkheid bij de instellingen om transparant te zijn over de hoogte en opbouw van het ‘instellingscollegegeld’.
Nog altijd vindt er discussie plaats over de uitwerking van de wetgeving. Een onderzoek naar de toepasselijkheid van het mededingingsrecht op dit maatschappelijke terrein is daarom wenselijk. Door de invoering van de wet komt marktwerking om de hoek kijken. De opleiding is als zodanig gewijzigd van een door het rijk bekostigde dienst, in een dienst die onder concurrerende omstandigheden wordt aangeboden op de markt. De opleiding wordt niet langer door de overheid gegarandeerd.
Op dit moment heeft het er alle schijn van dat eerlijke concurrentieverhoudingen ontbreken tussen de thans bekostigde en niet-bekostigde instellingen van het hoger onderwijs. Instellingen berekenen de hoogte van het instellingscollegegeld veelal niet kosten- maar inkomstengeoriënteerd, zodat zij in gebreke blijven bij het onderbouwen van het redelijke verband tussen de kostprijs en de verkoopprijs van het volgtijdig onderwijs.
In het verleden heeft ACM onaangekondigde bedrijfsbezoeken gebracht aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit (VU). ACM verdacht de Amsterdamse universiteiten ervan het kartelverbod te overtreden. ACM heeft zich tot op heden nog niet uitgelaten over het vraagstuk van het instellingscollegegeld.
Behalve het vermoeden van kartelvorming, is er mogelijk ook sprake van misbruik van de economische machtspositie. Instellingen dienen er rekening mee te houden dat onbillijke verkoopprijzen gelegen kunnen zijn in een te hoog instellingcollegegeld. Dit kan onder meer blijken uit de wanverhouding tussen de kostprijs en het instellingscollegegeld én een niet transparante wijze van vaststelling van het instellingscollegegeld.
De instellingen zijn van mening dat ook het volgtijdig onderwijs deel uitmaakt van de sociale, culturele en opvoedkundige taak van de Staat en zodoende tot de wettelijke onderwijstaak behoort. De instellingen redeneren dat het volgtijdig onderwijs identiek is aan het reguliere onderwijs voor studenten die het wettelijk collegegeld betalen en deel uitmaakt van het nationale onderwijsstelsel, zodat er in beide gevallen sprake is van een Dienst van Algemeen Belang. Gelet op de juridische vorm, de wijze van financiering en de aanwezigheid van een winstoogmerk, is het karakter van een volgtijdige opleiding echter gewijzigd van een Dienst van Algemeen Belang naar een Dienst van Algemeen ‘Economisch’ Belang.
Het aanbieden van onderwijs is een (politiek) algemeen erkend belang, waarbij de overheid een maatschappelijke betrokkenheid heeft. De overheid kan een actievere rol spelen bij de wisselwerking tussen het mededingingsrecht en het recht op eerlijke tarieven bij het volgen van een volgtijdige studie. Het is wenselijk om de integrale onderwijskosten als maximum van het instellingscollegegeld te hanteren.
ACM ziet vooralsnog niet toe op het voorkomen van oneerlijke concurrentie, daar het onderwijs is uitgesloten van de Wet Markt & Overheid (WM&O). Om de problematiek aan te pakken is onder meer aan te bevelen om de uitzondering op de WM&O alleen nog te laten gelden voor de met publiek geld bekostigde onderwijsactiviteiten, zodat de economische activiteiten kunnen worden getoetst aan de bepalingen in de WM&O. Het nieuwe wetsvoorstel over de WM&O is een mooie gelegenheid om de pijnpunten aan te pakken en, vanwege de verwijdering van de horizonbepaling, de (beperkte) uitzondering in de wet op te nemen.
Als alternatief kan er gedacht worden aan effectieve en duidelijke sectorspecifieke regels voor de onderwijssector.
ACM zou de taak op zich moeten nemen om uit te zoeken of onze universiteiten verboden kartelafspraken maken en/of misbruik maken van hun machtspositie; mededingingsrechtelijk een misdrijf.
Aanraden om te gebruiken, er zijn veel samenvattingen te vinden die jou tijdbesparend.
Knoowy moet je zeker gebruiken want dit gaat je in je voordeel werken met je planning.
Knoowy documenten kan je goed op weg helpen bij je opleiding.
Ruime keuze voor verschillende vakgebieden en studieniveaus. Knoowy is een overzichtelijke website met correcte prijzen.
Ik ben tevreden met Knoowy, door jullie kan ik wat bijverdienen en tegelijkertijd mijn geheugen opfrissen. Zo blijf ik ook tijdens de vakanties nog bezig!
Knoowy is een handige site, waar je gemakkelijk tegoed kan opwaarderen. Daardoor kan je snel een samenvatting downloaden.
Knoowy is een fijne website om medestudenten te helpen met samenvattingen, aantekeningen en voorbeeld verslagen.
Knoowy is lekker makkelijk en goed als leidraad te gebruiken om verslagen te schrijven.