H1: Inleiding tot de psychodiagnostiek
Omschrijving & belang van psychodiagnostiek
Waarom doen we aan psychodiagnostiek?
Intro: wat komt het meest voor in Amerika?
•
Moord of zelfdoding?
•
Zelfdoding of diabetes?
•
Borstkanker of diabetes?
Uit onderzoek blijkt dat mensen meestal het meeste voorkomt, maar het tweede komt altijd het meeste
voor. Mensen kiezen hiervoor omdat het eerste woord het meest emotioneel beladen is. Maar is dit wel
objectief? Alledaags impliciet diagnosticeren ( expliciet diagnosticeren)
Impliciet diagnosticeren = toekennen van oorzaken aan verschijnselen of
gedragingen op een impliciete manier
➔ Attributietheorie = een oorzaak toewijzen aan bepaalde gedragingen van
mensen
Iedereen doet het, elke dag. Vooral als er een afwijking is van een verwacht
patroon.
vb: sociaal experiment : dakloze valt vs. een zakenman valt ➔ mensen gaan eerder de zakenman
helpen dan de dakloze omdat de zakenman beter gekleed is en er beter uitziet dan een dakloze Je doet het in tijdschriften en magazines als entertainment, omdat ze zo zijn
gemaakt dat het op het zicht lijkt dat het klopt vb: Flair test. Ook op televisie en
documentaires wordt het gedaan, maar daar over extremer (on)gewenst gedrag Probleem met impliciet diagnosticeren
Het ongewapende oordeel/impliciet diagnosticeren → foutenbronnen = tekorten en
vertekeningen Onderzoek naar foutenbronnen
A. Hoe gaan mensen om met kansen en waarschijnlijkheden?
Voorbeeld 1: Welk type woorden zijn het meest frequent in het Engels?
a. woorden die beginnen met een 'r' of
b. woorden die 'r' als derde letter hebben?
De meeste mensen vinden (a) waarschijnlijker dan (b) ➔ omdat mensen makkelijker een woord
oproepen dat begint met een r dan dat de r de derde letter is
Voorbeeld 2: "Mijn vriend is professor. Hij schrijft graag gedichten, is nogal verlegen en klein van
gestalte. Op welk terrein is hij werkzaam: Chinese literatuur of psychologie?“
De meeste mensen denken dat het om een hoogleraar Chinese literatuur gaat ➔ mensen gaan
meer kijken naar kenmerken, dan naar statistische bewijzen.
Mensen zijn slecht in het schatten, afwegen en herzien van kansen. B. Wat is de oorzaak van dit impliciet diagnosticeren?
Heuristiek = (vuist)regel om sneller tot de oplossing van een probleem te komen
(vaak impliciet of onbewust)
Informele, intuïtieve en speculatieve oplossingsstrategieën
In tegenstelling tot algoritmen, die altijd en overal werken, zijn heuristieken
specifieke strategieën die we leren gebruiken in specifieke situaties en die
niet altijd een oplossing garanderen.
Hoe meer ervaring met een taak hoe beter ontwikkeling van heuristieken
Vaak oorzaak van foutenbron:
•
Representativiteitsheuristiek = op basis van prototypes/voorbeelden in
onze gedachten ga je een oordeel vellen of iets/iemand
Vb: Chinese literatuur of Psychologie, denken aan een kat gaat geen naaktkat als eerste naar
je hoofd brengen
•
Beschikbaarheidsheuristiek = op basis van je ervaringen ga je een oordeel
vellen over iets/iemand
Vb: Engels woord met r
Hoe statistisch redeneren?
Experiment I van Tversky & Kahneman
“Bart is 34 jaar, intelligent maar weinig creatief. Hij is dwangmatig en maakt een saaie
indruk. Hij was altijd sterk in wiskunde maar zwak in taal”
Rangschik naar waarschijnlijkheid:
a) Bart is accountant
b) Bart speelt in een hardrockband
c) Bart is een accountant die in een hardrockband speelt
Uitkomst: 85% vindt A het meest waarschijnlijk en B het minst waarschijnlijk
➔ in strijd met P(accountant & hardrocker) ≤ P(hardrocker) Verklaring T & K: representativiteitsheuristiek
➔ Beschrijving Bart voldoet absoluut niet aan beeld van hardrocker, meer aan beeld van
hardrockende accountant
Andere statistische fouten:
o Velen denken dat vliegen gevaarlijker is dan autorijden
o Lijst van 19 “beroemde” vrouwen en 20 “gewone” mannen: meeste mensen denken
dat er meer vrouwen dan mannen op lijst
Verklaring T & K: beschikbaarheidsheuristiek
→ Hoe gemakkelijker voorbeelden van een fenomeen te binnen schieten, des te
frequenter is dat fenomeen
Andere voorbeelden:
“Mijn ouders slagen mij regelmatig, dit gebeurt toch in elk gezin?”
→ Beschikbaarheidsheuristiek
Een man en zijn zoon hebben een zwaar verkeersongeval. De man overlijdt en de zoon wordt met zware
verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. De chirurg van dienst stelt echter: “ik kan niet opereren,
want dit is mijn zoon”. Hoe kan dit?
→ Representativiteitsheuristiek
C. Impact op kwaliteit van de psychodiagnostiek?
Casus Rik (9j):
concentratiemoeilijkheden, moeilijk stil zitten, impulsief, snel
boos, …
▪ Wat is er aan de hand? Wat zou je adviseren?
Rik: mogelijks ADHD ➔ beschikbaarheidsheuristiek ➔ verschil met ADHD gedrag en
effectief ADHD hebben
▪ Extra aandachtspunt: confirmation bias
Breed kijken, meer dan één hypothese
Mogelijke foutenbronnen in psychodiagnostiek:
1. Vaak geen systematische en
7. Besluitvorming onvoldoende gebaseerd op
consistente werkwijze
beschikbare gegevens; geen objectieve
2. Informatie zoeken die idee
criteria hanteren (= verhoging van de
bevestigen (confirmation bias)
subjectiviteit)
3. Te vlug adviezen formuleren
8. Besluitvorming onvoldoende geëxpliciteerd
4. Gebrekkige betrouwbaarheid en
en daardoor onvoldoende duidelijk voor
validiteit van de
collega’s en cliënten
onderzoeksmiddelen
9. Eigen persoon als foutenbron
5. Voor de hand liggende diagnosen
10. Onvoldoende samenwerking met cliënt en
en interventies over het hoofd zien
zijn omgeving
6. Diagnostisch proces onvoldoende
11. Teveel vakjargon gebruiken in de
afgestemd op de hulpvragen van de
communicatie
cliënt
Fouten en vertekeningen mogelijk in elke fase van de psychodiagnostische
besluitvorming. De invloed van foutenbronnen kan verminderd worden door gebruik
van een duidelijk psychodiagnostisch procesmodel. Expliciet diagnosticeren als oplossing
Expliciete psychodiagnostiek = wetenschappelijk verantwoorde vormgeving van
het proces. Het zijn valide en betrouwbare producten (instrumenten
/methodieken).
= prescriptief kader of model = PSYCHODIAGNOSTISCH PROCESMODEL
De empirische cyclus is de basis van het psychodiagnostisch procesmodel.
Casus Rik:
▪ Hypothese: rik heeft ADHD en heeft vechtscheiding niet verwerkt.
▪ Data-verzameling: observatie, vragenlijsten, …
▪ Beschrijvend onderzoek: gedragingen enkel in thuiscontext, niet op school, ontstaan
na vechtscheiding.
▪ Toetsend onderzoek: Wordt er voldaan aan DSM 5 criteria voor ADHD?
▪ Theorie: Gedrag van Rik gevolg van vechtscheiding.
Wat betekent expliciete psychodiagnostiek?
•
Explicieter gaan werken met theorieën
•
Bewuste keuze v/e bepaalde theorie
•
Praktijkkennis gebaseerd op praktijkervaringen
•
Duidelijk denkstappen vastleggen
•
Onderzoek doen naar de waarde van theorieën
•
Resultaten uitwisselen
CONCLUSIE: Alledaags impliciet diagnosticeren is niet hetzelfde als expliciet
diagnosticeren door wetenschappelijk opgeleide psychodiagnostici (= schatten,
afwegen en herzien van kansen o.b.v. het psychodiagnostisch procesmodel).
Geschiedenis van de psychodiagnostiek
Historische context
Het is ontstaan in de 19de eeuw vanuit de samenleving. De rijken wilden IQ-
testen laten afnemen om zo criminelen op te sporten. Ook de historische context
speelde een rol, het was tijdens de industriële revolutie. Vanuit de
wetenschappelijke psychologie wilden men ook meer gaan testen. De geschiedenis van de diagnostiek is hetzelfde als de geschiedenis van
testen. Men ging testen afnemen voor de individuele verschillen in intelligentie en
persoonlijkheid, maar ook voor selectie en plaatsing, … Men begon met testen af te
nemen vanuit praktische problemen.
Historische voorlopers
Rat Race (afvallingskoers)
bv. selectieprocedures in Chinese keizerrijk, selectie van de Gideonbende, hedendaags
(overheid, bedrijfsleven), … Typologieën
o.a. Hippocrates, Plato, … Diagnostiek “avant la lettre”
13de eeuw: schoolprestaties via mondelinge examens op universiteit (Bologna)
16de eeuw: selectie van ‘hoogbegaafden’
18de & 19de eeuw: persoonlijkheid o.b.v. uiterlijk (bv: Frenologie: intelligentie o.b.v.
schedelomtrek)
➔ Voor het ontstaan van de psychologie was er al de neiging om aan
diagnostiek te doen.
Bijdrage uit verwante disciplines
Bijdrage uit de psychiatrie
Begin 19de eeuw: onderscheid zwakzinnigheid & psychiatrische stoornissen
(krankzinnigheid) → Frankrijk!
PINEL (1745):
Salpêtriëre (vanaf 1795) → ziekenhuis
Gevangenis met mensen met psychische stoornissen
•
Zachte aanpak: psychologische aanpak & verzorging.
→ vroeger: duiveluitdrijving en vastketenen in gevangenis
•
Diagnostiek: observatie en onderzoek
•
Dossier
•
Kennis bij personeel → opgeleid
ESQUIROL (1772):
•
Zwakzinnigheid: permanent, ongeneeslijk → idiotie!
•
Psychiatrische stoornis: kan ontstaan op latere leeftijd en kan verbeteren.
•
Schetsen:
idiotie
dementie
manie
melancholie
De schetsen zijn een gradatie op betrekking van taal.
SÉGUIN (1812):
“Idiotie” = degeneratie van het centraal zenuwstelsel.
Het verwerpt de visie dat “zwakzinnigheid” onveranderlijk is (nu nog steeds!).
Trainingsmethode:
•
Training van zwakzinnige kinderen.
•
Focus op motorische en sensorische functies.
•
Performantietest: Séguin Form Board
→ houten inlegpuzzel waarmee de intelligentie gemeten werd. Ook gebruikte men dit om
kinderen met een beperking te trainen.
Begin 20ste eeuw: classificatiesysteem voor psychiatrische stoornissen →
Duitsland!
KRAEPLEIN (1856):
1ste classificatie in de psychiatrie: o.a. manisch-depressie & dementia-precox,
Alzheimer
→ voorloper van DSM-classificatie.
Fysiologische oorzaak.
Test en meting noodzakelijk om psychiatrische stoornissen te onderscheiden
(differentiaal diagnose).
→ testontwikkeling van persoonlijkheidsstoornissen (MMPI) Medisch denkmodel: syndroom als gevolg van pathologisch proces. SAMENGEVAT:
•
Taxonomisatie psychiatrie
•
Essentie
Mentale retardatie ≠ psychiatrische beelden
… is “een ziekte” (fysiologische…)
Kan behandeld worden (training)
Meting is gewenst voor differentiatie tussen de beelden.
→ differentiaal diagnose
Bijdrage experimentele psychologie
• Meetnauwkeurigheid:
Het vaststellen en meten van algemeen geldende wetmatigheden in de
waarneming/perceptie van een persoon.
• Individuele verschillen tussen mensen: waarneming
▪ Wundt: denksnelheid
Hij richtte als 1ste een psychologisch labo op in Leipzig (1879).
Hij startte systematisch experimenteel onderzoek op grote schaal.
▪ Ebbinghaus: geheugenspanne
• Meetinstrumenten:
Methoden gaan ontwikkelen voor het meten van de afhankelijke variabele.
Bv. tachistoscoop
chronograaf
(Beeld i/e flits tonen)
(tijd zeer specifiek meten)
• Manipulatie van onderzoekcondities: controle en experimentele conditie
Een standaardisatie-eis voor tests + nauwkeurige schatting van fouten
(storende factoren zoveel mogelijk uitschakelen).
• Toetsen van hypothesen:
Het diagnostisch proces: een hypothesen toetsend model
BEPERKINGEN:
Er is een focus op:
➢ De algemene wetten en samenhangen (≠ afwijkingen en verschillen).
➢ De primaire sensorische en motorische functies → zintuigen
(≠ op hogere en complexere cognitieve en intellectuele processen).
Bijdrage genetica: Sir Francis Galton (1822-1911)
Een bekende uitspraak van hem: ‘meten is weten’. Hij bedoeld hiermee dat als je
iets niet gehoord of gezien had, het niet echt is. Hij werd sterk beïnvloed door de
evolutietheorie van Darwin (zijn neef). Uit zijn onderzoek kwam dat psychische
eigenschappen (bv. genialiteit) erfelijk zijn en dezelfde wetten volgens al
lichamelijke eigenschappen (bv. lengte, gewicht). Een belangrijk individueel verschil is het mentale vermogen. Dit via
psychofysische metingen van de elementaire functies (bv. lichaamslengte, gewicht,
capaciteit longen). Het is eenvoudig en exact te meten en ondervindt weinig invloed
van het milieu en de opvoeding. Het is dus representatief voor het mentale
functioneren. Het belang hiervan is het ontwikkelen van objectieve tests en
gebruik maken van gestandaardiseerde procedures.
Bij co-relaties maakt men gebruik van wiskundige technieken. Hierbij worden
correlaties en regressieanalyses toegepast. Men gaan verbanden bestuderen (bv.
verband tussen kenmerken van ouders/kinderen). SAMENVATTING:
Hij duidt het belang aan van onderzoek naar individuele verschillen (genetica).
Er is nood aan systematisering van de onderzoekstechnieken (experimentele
psychologie).
Gebruik van wiskundige technieken (bv. scores uitdrukken in termen van afwijkingen t.o.v.
het gemiddelde → een stap naar het normatief denken).
James Mckeen Cattel (1860-1944)
Hij is een leerlingen van Wundt en Galton en ontwikkelt tests voor de meting van
individuele verschillen. Hij is er van overtuigt dat mentale en lichamelijke energie
niet van elkaar kunnen worden onderscheiden.
Hij voerde mentale tests uit met een fysiologische en sensorische focus:
• Sterkte van de handgrip (dynamometer), snelheid handbeweging
• Discrimineren van gewichten
• Oordeel over verstreken tijd
• Druk nodig om pijn te voelen
Wissler (een student van Cattell) onderzoekt:
» Scores op een testbatterij schoolresultaten van studenten kunnen
voorspellen.
r = 0.16, 0.08, 0.02, … (laag)
» In hoeverre de verschillende proefjes onderling samenhangen.
r = 0.19, … (laag)
Psychologen stoppen met het gebruik van psychofysiologische metingen voor
intelligentie want er is geen voorspellende waarde.
SAMENGEVAT: bijdrage uit verwante disciplines
✓ Psychiatrie: classificatie, diagnose en niveau van geestelijke afwijkingen.
✓ Experimentele psychologie: standaardisatie onderzoeksprocedures.
✓ Genetica: individuele verschillen
→ Nog geen psychologische testen op grote schaal.
→ Focus op ‘elementaire functies’(sensorische en motorische functies), niet op
meer complexe intelligentiefuncties.
→ Veranderingen vanaf Binet
Geschiedenis testontwikkeling
Binet (1857-1911)
Focus op hogere mentale processen
Sensorische testen (bv. reactietijd) worden afgewezen naar aanleiding van het
onderzoek van Wissler. Men gaat individuele verschillen in intelligentie meten
a.d.h.v. hogere mentale processen (bv. geheugen, aandacht, begrip). Enkele voorgestelde
tests zijn: geheugentests, aandacht onderzoek, verbeelding met inktvlekken. Op
basis hiervan een 1ste constructie van de moderne intelligentietest. Binet-Simon Test (1905)
Er werd een test ontwikkeld op verzoek van het ministerie van onderwijs naar
aanleiding van de leerplicht, waarbij men kon kijken of men kinderen moest
doorverwijzen naar het Buitengewoon Onderwijs. Kenmerken:
• Niet alle aspecten van intelligentie maar de algemene mentale ontwikkeling
van kinderen met als totaalscore de mentale leeftijd (mentale leeftijd 2 J lager
dan echte leeftijd, doorverwijzing naar Buitengewoon Onderwijs).
• Het is een korte, praktische test.
• Intelligentie wordt gezien als oordeelsvermogen, niet als ‘lagere’ vaardigheid.
• Geen gestandaardiseerde instructie (doel = classificatie), wel rangorde.
• Geen IQ maar een screening.
Latere ontwikkelingen: Stanford-Binet
Stanford-Binet Test
Kenmerken:
• Standaardinstructies zijn gegeven.
• Maakt gebruik van normen (leeftijdsnormen).
• Nieuwe scoringswijze: IQ
IQ = (mentale leeftijd (M) / chronologische leeftijd (M)) x 100
Goddard (1866-1957)
Speelde een belangrijke rol in de verspreiding van tests binnen de VS en
testmisbruik. Hij legt zijn focus op zwakbegaafdheid. Hij maakte een koppeling tussen een
combinatie van biologische oorzaken en slechte sociale omstandigheden. Hij maakte
een indeling van prestaties a.d.h.v. beledigende termen (bv. moron, laggard, cripple,
degenerate). Ook deed hij onderzoek van prevalentie van een mentale achterstand
(eugenetica) → te lage score. Hij gebruikte deze tests ook bij migranten.
• Selectie: testen bij immigranten op Ellis Island in de VS.
• Problemen:
▪ Oorspronkelijk een Franse test, vertaald naar Engels enzoverder.
▪ Immigranten waren zwaar vermoeid bij afname van de test.
▪ Scores worden geïnterpreteerd met Franse normen.
• Conclusie: 83% Joodse, 80% Hongaarse, 79% Italiaanse en 87% Russische
immigranten zijn ‘zwakzinnig’.
Migranten moesten door verschillende stadia geraken om toch Amerika binnen te
mogen. Veel waren niet in orde en werden gedeporteerd. Blokpatronen en een doolhof zijn nog steeds terug te vinden in intelligentietests. Begin WO-I tot WO-II
Groepstesten
Door WO I ontstond de noodzaak om grote troepen personen voor
uiteenlopende functies te selecteren (bv. voor stressbestendige soldaten). Amerika:
• Army alpha test: schriftelijke collectieve test (bv. rekenopgaven, synoniemen).
• Army beta test: niet verbale groepstest (bv. non-verbale opdrachten).
Problemen:
• Vele rekruten scoorden 0 (niet omwille van mentale achterstand).
• Brigham:
▪ Testresultaten worden gebruikt (misbruikt) om verschillende
bevolkingsgroepen te vergelijken.
▪ “Rasvermenging zal onherroepelijk leiden tot aftakeling van
Amerikaanse intelligentie”.
▪ Later herroept Brigham zijn uitspraken.