Samenvatting Welzijnsbeleid 2.1
DEEL 1: WELZIJNSBELEID: VRAGEN EN
ANTWOORDEN
1. INLEIDING
» De welvaartsstaat
Doel: zo hoog mogelijke welvaart creëren en deze zo goed mogelijk verdelen over de bevolking.
= voor iedereen!
o Voorbeeld: mensen in armoede worden gesteund: bijstand.
o Mensen die werkeloos zijn worden gesteund werkeloosheidsuitkering.
o Bijdrage school (studiefinanciering NL.) en gezondheid.
o Welzijn Welvaart: zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden + kunnen hierdoor niet zonder
elkaar gezien worden.
» Na de 2de wereldoorlog komt er een focus op sociale risico’s:
De welvaartstaat ging inspelen op 3 gebieden:
o Traditionele risico’s deze blijven bestaan!
Ouderdom: pensioen
Werkeloosheid: werkeloosheidsuitkering
Ziekte: ziekte uitkering
o Nieuwe risico’s
Echtscheiding
Combinatie arbeid/gezin: verschuiving van een traditioneel gezin naar een modern
gezin.
Rondkomen met één inkomen: éénoudergezinnen
o Er wordt op een nieuwe manier gekeken naar traditionele risico’s.
Voorbeeld: niet iedereen heeft evenveel kans om oud te worden(Rokers minder kans om oud te
worden)
o Nieuwe risico’s door nieuwe kennis!
» Nieuwe sociale risico’s binnen de welvaartsstaat, maar hoe moeten we antwoorden formuleren op al
deze problemen?
Vragen waar de overheid over na moeten denken/keuzes moet maken:
o ‘Wie’ krijgt wat? / ‘wie’ heeft daar recht op?
o Wie krijgt ‘wat’? / welke zorg wordt geboden?
o Hoe wordt de zorg georganiseerd?
o Wie zal dat betalen?
2. WIE KRIJGT WAT?
2.1 OUDE VRAGEN
Universalisme
Selectiviteit
Voorzieningen die als sociaal recht ter beschikking Voorzieningen die ter beschikking worden gesteld op
staan van de gehele bevolking = voor iedereen het basis van individuele behoeften.
zelfde.
Voorbeeld: recht op vrijheid/onderwijs
Voorbeeld: ziekte uitkering, werkeloosheidsuitkering.
Universele voorziening: basisniveau van steun Selectieve voorzieningen: voorziening die de
garanderen aan iedereen, daar boven op bijkomende financiële toestand van een individu/huishouden
hulp voor de meest hulpbehoevende.
mee in rekening brengen bij de toewijzing van zorg of
uitkering moeten financiële behoeften aantonen
Samenvatting Welzijnsbeleid 2.1
Mensen die het zich kunnen veroorloven krijgen dus geen bijdrage!
» Selectiviteit op basis van:
o Veronderstelde behoeften:
gemeenschappelijke behoeften van een groep mensen.
Voorbeeld: mensen met kinderen heb nood aan kinderbijslag, kind kost veel geld.
Dit wordt verondersteld, niet elk gezin heeft behoefte aan kinderbijslag maar krijgen
het toch.
= groepsgebonden, gebaseerd op normatieve behoeftecriteria.
o Compensatie
het behoren tot een groep die een speciale sociale of economische bijdrage heeft
geleverd tot de maatschappij of onrechtmatig is behandeld.
Voorbeeld: een uitkering voor een arbeidsongeval
o Diagnostische differentiatie
Medisch vaststellen of er een behoefte is.
Voorbeeld: tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden.
o Economische behoeften/middelenbehoefte:
Het onvermogen om voor zichzelf op de markt goederen/diensten aan te kopen. >
wordt er genoeg verdient om in behoefte te voorzien? Zo niet, bijdrage.
Voorbeeld: bestaansminimum
2.2 ACTUELE ANTWOORDEN
» Nadruk meer op selectiviteit: voorzieningen richten zich enkel tot echte behoeftigen
o Selectiviteit in functie van economische behoeftecriteria
o Selectiviteit in functie van een tegenprestatie
Van een ‘passieve’ verzorgingsstaat naar een ‘actieve’ verzorgingsstaat = wij geven
hulp/voorziening, maar willen er iets voor teug (tegenprestatie)
Om van steun te kunnen genieten moet men het bewijs leveren werkelijk bereid te
zijn om iets te veranderen aan de toestand waarin men zich bevindt.
Voorbeeld: solliciteren om uitkering te behouden, vrijwilligerswerk moeten doen om
uitkering te behouden.
o Voordeel:
persoon houdt werkritme,
levert bijdrage aan de samenleving,
behoudt contact met werkgevers
» Voor wat, hoort wat
» Begeleidingsplan voor werkelozen:
o alle uitkeringsgerechtigde volledig werkelozen jonger dan 46 haar die hun 10de maand van
werkeloosheid bereiken, hebben recht op een geïndividualiseerd advies, een aanbod van werk,
begeleiding of opleiding.
= niet vrijblijvend weigering = gevolg voor uitkering.
Samenvatting Welzijnsbeleid 2.1
2. WIE KRIJGT WAT? WELKE ZORGT WORDT ER GEBODEN
2.1 OUDE VRAGEN
» In cash
o Uitkeringstype
o Federale overheid (kindergeld): kan niet worden gecontroleerd wat de burger er mee doet
» In kind
o Dienstentype
o materiele hulp/therapie sessies
o = geen financiële toeslag = goederen diensten.
Controle mogelijkheid, weten waar geld naar toe gaat = goedkoper voor de overheid.
o Voorbeeld: de overheid organiseert CLB.
» Cheques
o tegemoetkomingen die een ruilwaarde hebben en gebruikt kunnen worden voor het aankopen
van goederen en diensten, die zich situeren binnen een duidelijk afgebakende sector
keuze vrijheid maar de overheid houdt controle.
» Kansen
o stimuli en sancties (positieve en negatieve) gebruikt met het oog op het bereiken van bepaalde
doelstelling.
o Recht op een extra kans.
o Voorbeeld: te werkstelling voor mensen met een handicap of laaggeschoolde werkelozen.
o Werkgever krijgt geld als ze een gebouw rolstoel toegankelijk is, krijgen bijdrage als ze een
persoon met een handicap aannemen.
» Macht
o beleidsmaatregelen die aan armen cliënten en benadeelden, algemeen recht geven op
vertegenwoordiging in de organen die beslissen over vorm, inhoud van welzijnsvoorzieningen.
o Voorbeeld: cliëntenraad/leerlingenraad
2.2 ACTUELE ANTWOORDEN
» Het systeem van de persoonsgebonden financiering:
o Persoonsgebonden budget:
individuele tegemoetkoming, rechtstreeks betaalbaar aan de zorgvrager die kampt
met een ernstig verlies aan zelfredzaamheid om de meerkosten die uit een handicap
voortvloeien te financieren.
budget waarmee zorgvrager iemand kan betalen die hem assisteert + aanpassingen
en hulpmiddelen mee betalen (geld of voucher)
» Een zorg in de gemeenschap:
o Mogelijk maken dat mensen in hun eigen milieu blijven.
o Dicht bij de vraag van mensen, hulp komt bij de mens zelf.
o Voorbeeld: begeleid wonen, thuisbegeleiding, poetshulp
o Residentiële zorg blijft noodzakelijk!
Document Outline
1. Inleiding
2. Wie krijgt wat?
2.1 Oude vragen
2.2 Actuele antwoorden
2. Wie krijgt wat? Welke zorgt wordt er geboden
2.1 Oude vragen
2.2 Actuele antwoorden
3. Hoe wordt de zorg georganiseerd?
3.1 Oude vragen
3.2 Actuele antwoorden
4. Wie gaat dat betalen?
4.1 Actuele antwoorden
1. Begrip en beginselen
1.1 Begripsomschrijving en situering
1.2 Algemene beginselen
2. Korte historiek
2.1 Voor de wet van 1912
2.2 De wet van 15 mei 1912
2.3 De wet van 8 april 1965
2.4 De communautarisering van de jeugdbescherming
3. Jeugddelinquentie
3.1 Toepassingsgebied
3.2 Gespecialiseerde actoren
3.2.1 De politie
3.2.2 Het openbaar ministerie
3.2.3 De jeugdrechter
3.2.4 De sociale dienst
3.3 De onderzoeksfase
3.4 De berechtingsfase
3.5 De interventies
3.5.1 Herstelgericht aanbod
3.5.1.1 De principes van herstelrecht
3.5.2 Geschreven project
3.5.3 Ambulante maatregelen
3.5.4 Voorwaarden voor behoud in de leefomgeving
3.5.5 Plaatsingsmaatregel
3.6 Uithandengeving
4. Jeugdhulprecht
4.1 Vrijwillige hulpverlening
4.2 Gerechtelijke hulpverlening
4.2.1 Interventies na doorverwijzing
4.2.2 Hoogdringende interventies
4.2.3 Gerechtelijke jeugdhulpmaatregelen
5. Tekst: Vlaanderen start in 2019 met eigen jeugddelinquentierecht
5.1 Wat zijn die grote lijnen?
6. Tekst: jonge delictplegers: meer verantwoordelijkheid en meer kansen om het goed te maken
1. Inleiding
2. Jeugdhulpaanbod binnen het toepassingsgebied (sectoren binnen integrale Jeugdhulp)
3. Jeugdhulpaanbod buiten het toepassingsgebied
4. De (type)modulering
5. Het onderscheid
6. Bouwstenen: doelstellingen van de integrale jeugdhulp
7. Toegankelijkheid van de jeugdhulp (RTJ)
7.1 De brede instap
7.2 Probleem gebonden hulpverlening
7.3 MDT
7.4 Crisisjeugdhulp, bemiddeling, cliëntoverleg
8. Toegankelijkheid tot de NRT jeugdhulp
8.1 Hoe werk NRT?
8.2 De intersectorale toegangspoort
8.2.1 De multidisciplinaire teams
8.2.2 Prioritering, matching, collectieve verantwoordelijkheid en toewijzing.
8.3 Gemandateerde voorziening
9. Gerechtelijke jeugdhulp
9.1 Handelen in situaties van verontrusting
9.2 Een gedeelde verantwoordelijkheid
1.Wat is pleegzorg?
2.Verschil tussen pleegzorg en adoptie
3.Voorwaarden pleegzorgers:
4.Pleegzorglandschap
4.1 Voor alle doelgroepen
4.2 Eén dienst per provincie
5. Werkingsgebied van de pleegzorg
6.Vormen van pleegzorg
6.1 Ondersteunde pleegzorg:
6.2 Crisispleegzorg
6.3 Perspectiefzoekende pleegzorg
6.4 Perspectief biedende pleegzorg
7. Soort pleegzorg: een belangrijke keuze
8. Behandeling in het kader van pleegzorg
9. Combinaties met hulp buiten pleegzorg
10. Pleegzorgers
10.1 Pleegzorgstatuur belangrijkste punten
11. Keuze voor pleegzorg
12. Contra-indicaties pleegzorg
13. Participatiegedachte
14. Maatregelenpakket jeugdrechter
15. Toegangspoort
16. Hulpverleningsvariant
17. Opvoedingsvariant
18. kans op breakdown
18.1 Breakdown vermijden
18.2 Probleemgedrag
18.3 PVO (Pleegouders Versterken in Opvoeding)
1. Inleiding: enkele cijfers
2. Problemen binnen het huidige systeem
3. Internationale evolutie
5. Artikel 107: België op weg naar een betere GGZ
6. Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren
6.1 Inleiding
6.2 Missie en visie nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren
6.2.1 Missie
6.2.2 Visie
6.3 Operationalisering van het nationaal plan via netwerking en programma’s
7. Krantenartikelen
1. Gevangenissen in Vlaanderen en Brussel
2. Gevolgen van opsluiting
3. Beleid van de Vlaamse Gemeenschap
4. Uitdagingen
5. Justitieel welzijnswerk (JWW)