Lichamelijk Functioneren 3
Thema 2: Zintuigen
H9 De algemene en speciale zintuigen
§9.1 Sensorische cellen verbinden ons inwendige en uitwendige milieu met het zenuwstelsel.
De eenvoudigste zintuigen zijn de dendrieten van sensibele neuronen.
De vertakte uiteinden van deze sensibele neuronen worden vrije zenuwuiteinden genoemd. Vrije
zenuwuiteinden zijn gevoelig voor veel typen prikkels.
Andere zintuigcellen zijn specifiek gevoelig voor één type prikkel. Een tastzintuig is bijvoorbeeld
gevoelig voor druk, maar ongevoelig voor chemische prikkels, terwijl een smaakzintuig vooral
gevoelig is voor opgeloste chemische stoffen en ongevoelig voor druk. De meest ingewikkeld zintuigcellen, bijvoorbeeld de lichtgevoelige cellen in het oog, worden door
accesoire structuren en bindweefsellagen beschermd. Het gebied dat informatie levert aan een sensorische cel of zintuigcel wordt het receptorveld
genoemd. Hoe groter het receptorveld, hoe slechter we de prikkel kunnen lokaliseren.
Alle sensorische informatie komt bij het CZS aan in de vorm van actiepotentialen in een sensibele
(afferente) vezel. De aankomende informatie wordt een gewaarwording genoemd. Waar de
sensorische informatie in het CZS heen wordt geleid, hangt af van de locatie en de aard van de
prikkel. De bewustwording van een gewaarwording wordt een waarneming genoemd. Adaptatie is een afname van de gevoeligheid in de aanwezigheid van een constante prikkel.
Bijvoorbeeld als iemand in koud water springt, na een tijdje voelt het minder koud. Slechts ongeveer 1% van de informatie die door de afferente vezels wordt geleid, bereikt de
hersenschors en ons bewustzijn. Door output van hogere centra kan de gevoeligheid van receptoren
echter worden verhoogd, of de geleiding langs een sensibele baan worden vergemakkelijkt.
Het reticulaire activerende systeem in de middenhersenen speelt bijvoorbeeld een rol bij het
concentreren van de aandacht en verhoogd of verlaagd dus de bewustwording van binnenkomende
gewaarwordingen. De algemene zintuigen zijn temperatuur, pijn, aanraking, druk, trilling en proprioceptie
(lichaamshouding). Deze liggen door het hele lichaam verspreid.
De speciale zintuigen zijn de reuk (olfactie), smaak (gustatie), het gezichtvermogen, het evenwicht
en het gehoor. Deze liggen in gespecialiseerde organen. §9.2.1 Pijn.
Pijnzintuigen (nociceptoren) zijn vrije zenuwuiteinden. Ze komen vooral veel boven in de huid, in
gewrichtskapsels, in de beenvliezen die de beenderen bedekken en rond de bloedvatwanden.
Pijnreceptoren hebben grote receptorvelden en daardoor is het vaak moeilijk de bron van een
pijnprikkel precies vast te stellen. Pijnzintuigen kunnen gevoelig zijn voor (1) extreme temperaturen,
(2) mechanische beschadigingen of (3) opgeloste chemische stoffen (bijvoorbeeld stoffen die door
beschadigde cellen worden afgegeven. Gemyeliniseerde vezels geleiden zeer plaatselijke gewaarwordingen van snelle pijn (stekende pijn),
zoals pijn bij een injectie of een diepe snijwond. De gewaarwordingen bereiken het CZS zeer snel,
waar ze vaak tot een somatische reflex leiden.
Ongemyeliniseerde vezels geleiden gewaarwordingen van trage pijn (schrijnende, brandende,
zeurende pijn). De pijnplek is niet specifiek aan te geven.
Gerefereerde pijn is pijn die niet op dezelfde plek gevoeld wordt, bijvoorbeeld pijn in de arm terwijl
het van het hart komt.
§9.2.2 Temperatuur.
Warmtereceptoren (of thermoreceptoren) zijn vrije zenuwuiteinde die zich in de huid, skeletspieren,
lever en hypothalamus bevinden. Er zijn drie tot vier keer zoveel koude-receptoren of
warmtereceptoren. Temperatuurgewaardwordingen worden langs dezelfde banen geleid als
pijngewaarwordingen. Ze worden naar de formatio reticularis, de thalamus en (in mindere mate) de
primaire sensorische schors geleid. Thermoreceptoren zijn zeer actief wanneer de temperatuur verandert, maar kunnen zich snel
aanpassen aan een stabiele temperatuur. §9.2.3 Aanraking, druk en houding (Niet: tastreceptoren).
Mechanoreceptoren zijn gevoelig voor prikkels zoals uitrekking, samendrukking of draaiing. Er zijn 3
groepen mechanoreceptoren:
1. Tastreceptoren (aanraking)
2. Baroreceptoren (druk)
3. Proprioceptoren
Baroreceptoren leveren informatie die noodzakelijk is voor de regulering van de autonome
activiteiten door het registreren van drukveranderingen. Deze zintuigen bestaan uit vrije
zenuwuiteinden die zich vertakken binnen de elastische weefsels in de wanden van rekbare organen,
zoals bloedvaten, een gedeelte van de luchtwegen, het spijsverteringskanaal of de urinewegen. Door
het samendrukken of uitrekken van deze kanalen, worden dendrieten vervormd en wordt de
snelheid van de actiepotentiaal bepaald. Proprioceptoren registreren de positie van gewrichten, de spanning in pezen & banden en de mate
van spiercontractie. Vrije zenuwuiteinden in de gewrichtskapsels registreren druk, spanning en
beweging bij het gewricht. Peeslichaampjes liggen tussen de skeletspier en zijn pees en registreren
hoeveel spanning er tijdens een spiercontractie op de pees staat. Spierspoeltjes registreren de lengte
van een skeletspier en activeren strekreflexen. Proprioceptoren adapteren niet aan constante
prikkeling en elke zintuigcel geleidt voortdurend informatie naar het CZS. Het grootste deel van deze
informatie wordt onbewust verwerkt. §9.3 Bij olfactie, de reuzin, zijn reukzintuigen betrokken die op chemische prikkels reageren
(inleiding).
Elk reukorgaan bestaat uit een reukepitheel dat reukcellen, ondersteunde cellen en regenererende
basale cellen )stamcellen) bevat. Daaronder ligt een laag losmazig bindweefsel de grote klieren van
Bowman bevat. Deze klieren produceren een laag slijm, waarmee het slijmvlies wordt bedekt. Zodra
stoffen uit de lucht de reukorganen hebben bereikt, moeten de chemische stoffen (die in water en
vet oplosbaar zijn) het slijm in diffunderen, voordat ze de reukzintuigcellen kunnen stimuleren. Op
het uitwendige oppervlak van elke zintuigcel bevinden zich trilharen die in het omringende slijm
doorlopen. De reukzintuigen worden geprikkeld wanneer opgeloste chemische stoffen zich aan de
receptoren op de trilharen binden. Deze receptoren zijn geurstofbindende eiwitten.
Door de binding van een geurstof verandert de doorlaatbaarheid van het plasmamembraan van de
receptor, waardoor actiepotentialen ontstaan.
§9.4 Bij het proeven, de smaakzin, zijn smaakzintuigencellen betrokken die op chemische prikkels
reageren (inleiding).
Smaakreceptoren (gustatoire receptoren) liggen verspreid over het oppervlak van de tong, de
aangrenzende gedeelten van de keelholte en het strottenhoofd. Tegen de volwassenheid zijn de
receptoren in de keelholte en strottenhoofd minder belangrijk en minder talrijk geworden.