Lichamelijk functioneren 5: thema 2 Kindergeneeskunde en
Jeugdgezondheidszorg
Deel
Leerstof
Syllabus pagina 24-29 (tot KEA)
Syllabus pagina 55-58
Martini pagina 770.
Zelman pagina 107-109 over heart diseases in infants and children en septal defects
Zelman pagina 398 over hemangioma
Zelman pagina 47-49 over common vaccine-preventable childhood infectious diseases
Zelman pagina 303 over meningitis
Syllabus pagina 29-55 (vanaf KEA)
Zelman pagina 345 over anorexia nervosa
Syllabus pagina 59
Syllabus pagina 28-54 over chronische ziekten bij kinderen
Syllabus pagina 58-63
Syllabus pagina 64-71
Deel 1: de normale pasgeborene
Syllabus pagina 24-29 (tot KEA)
Screening van pasgeborenen en hielprik
Screeningstests zijn opgezet om afwijkingen in een vroeg stadium te ontdekken. Vlak na de geboorte,
bij voorkeur op dag 4-6, wordt bij het kind door middel van een hielprik bloed afgenomen. Er wordt
onderzoek gedaan naar of de baby congenitale hypothyreoïdie, fenylketonurie, andrenogenitaal
syndroom of cystic fibrosis heeft. Lengte, gewicht en hoofdomtrek worden bij elk bezoek aan het
consultatiebureau gemeten. Ook wordt er naar het hart geluisterd, de heupen onderzocht en het
gezichts- en gehoorvermogen getest.
Verzorging direct na de geboorte
Na de geboorte begint een baby vaak direct te huilen. De baby wordt drooggewreven en de
navelstreng wordt tussen twee klemmen in doorgeknipt. Daarna wordt de baby in een warme doek
op de buik van de moeder gelegd. Het is van belang om de baby door kleding en mutsjes warm te
houden. De algehele toestand van de baby wordt 1 minuut en 5 minuten na de geboorte vastgelegd
met de APGAR-score. Een lage APGAR-score betekent dat de baby het moeilijk heeft en mogelijk
ademhalings- of circulatieondersteuning nodig heeft. Baby’s met een lage APGAR-score hebben geen
verhoogd risico op bijvoorbeeld infantiele encefalopathie of blijvende handicaps. Als een moeder
borstvoeding wil geven legt zij de baby binnen het eerste half uur aan de borst. Daarna wordt de
baby op zijn zij gelegd en warm gehouden. Door de zijligging kan de ademhaling niet worden
gehinderd door vocht of slijm.
Binnen enkele uren na de geboorte wordt de baby in bad gedaan, waarbij erop gelet wordt dat het
witte, vettige laagje (vernix caseosa) niet wordt afgewassen. Dit laagje beschermt tegen infecties.
Voeding
Een gezonde pasgeboren baby heeft een actieve tepelzoek- en zuigreflex en kan direct na de
geboorte beginnen met drinken. Veel baby’s slikken met de melk ook lucht in, wat ze vaak zelf niet
kwijt kunnen. Ze hebben hulp nodig met een boertje. Er wordt aangeraden om minstens 6 maanden
lang alleen borst- of zuigelingenvoeding te geven.
Moedermelk is de beste voeding voor pasgeborenen. Deze voeding bevat niet alleen de
noodzakelijke voedingsstoffen in de best verteerbare en best opneembare vorm, maar ook
antilichamen en witte bloedcellen die de baby tegen infecties beschermen. Moedermelk heeft een
gunstige invloed op de zuurgraad van de ontlasting van de baby en beschermt de baby tegen
infectieuze diarree. Borstvoeding heeft een mooi voordeel voor de moeder; ze heeft een intiemere
band met haar baby.
Baby’s die borstvoeding krijgen moeten vanaf de tweede week tot de leeftijd van 3 maanden
dagelijks vitamine K krijgen. Vitamine D moet gedurende het gehele eerste levensjaar worden
gebruikt en daarna gedurende de wintermaanden tot en met het vierde levensjaar.
Een dunne, gele vloeistof genaamd colostrum vloeit uit de tepel voordat er melk wordt
geproduceerd (eerste paar dagen). Colostrum is calorie-, eiwit- en antilichaamrijk. Na het colostrum
worden foremilk en hindmilk geproduceerd, die samen de eerste 6 maanden volledige voeding
bieden.
Een baby dient juist aangelegd te worden om goed te kunnen voeden en tepelkloven te voorkomen.
Om de baby te laten stoppen met drinken kan de moeder met haar vinger het vacuüm verbreken
door de kin van de baby van binnen in de mond iets naar beneden te duwen.
In het begin drinkt de baby meestal een paar minuten per borst. De toeschietreflex die dit bij de
moeder teweegbrengt stimuleert de melkproductie. De voedingstijd moet lang genoeg duren om de
melkproductie volledig op gang te brengen. Er mag niet meer dan 6 uur tussen de voedingsbeurten
zitten omdat de melkproductie anders onvoldoende wordt gestimuleerd. Voeden naar behoefte van
de baby heeft altijd voorkeur.
De moeder krijgt in de eerste 2 tot 3 weken na de bevalling bezoek van een verpleegkundige van het
consultatiebureau, die controleert of de borstvoeding goed verloopt en die eventuele vragen kan
beantwoorden. Baby’s die willen eten en om de paar uur worden gevoed, maar van wie het gewicht
toch niet toeneemt in de mate die past bij de leeftijd en lengte, krijgen waarschijnlijk onvoldoende
melk.
Na 6 maanden mag een baby ook langzamerhand vast voedsel krijgen. Geleidelijk aan worden een
aantal voedingen (rond etenstijden) vervangen door opvolgmelk, afgekolfde melk of babyvoeding.
Als borstvoeding geen mogelijkheid is, krijgt een baby flesvoeding. In de eerste week is dit 30-60 ml
per keer, wat wordt opgevoerd tot 90-120 ml per voeding in de tweede week. Er wordt 6-8 keer per
dag gevoed. Ouders moeten het kind niet dwingen om het flesje leeg te drinken, maar het kind laten
drinken hoe veel het wil. Na 3 tot 4 maanden drinkt een baby 180-240 ml per voeding. Flesvoeding
mag niet op de rug gegeven worden omdat de melk in de neus en de buis van Eustachius kan komen.
Zuigelingenvoeding bevat precies wat de zuigeling nodig heeft aan alle voedingsstoffen.
Deel 2: vaccinaties en JGZ
Syllabus pagina 55-58
In Nederland worden alle kinderen vaccinatie aangeboden via het
rijksvaccinatieprogramma. Ouders krijgen een oproep en laten vaccineren is gratis. Een hoge
vaccinatiegraad is belangrijk om verspreiding van infectieziekten te voorkomen. Het
rijksvaccinatieprogramma ziet er als volgt uit:
6-9 weken: Difterie, Kinkhoest, Tetanus, Polio (DKTP), haemophilus influenzae type B (Hib), Hepatitis
B en Pneumokokken.
3 maanden: DKTP, Hib en Hepatitis B
4 maanden: DKTP, Hib, Hepatitis B en pneumokokken
11 maanden: DKTP, Hib, Hepatitis B en pneumokokken
14 maanden: Bof, Mazelen, Rodehond (BMR) en meningokokken ACWY
4 jaar: DKTP
9 jaar: Difterie, Tetanus, Polio en BMR
12/13 jaar: humaan papillomavirus (meisjes)
Document Outline
Lichamelijk functioneren 5: thema 2 Kindergeneeskunde en Jeugdgezondheidszorg