SAMENVATTING ALGEMENE PSYCHOLOGIE
H1 WAT IS PSYCHOLOGIE?
1.1 Een definitie van psychologie
Psyche = geest
Logie = gebied vd studie
Griekse letter ‘psy’
→ studie van de geest Psychologie is GEEN:
- Lekenpsychologie= uitgaan van gezond verstand, intuïties, volkswijsheden
- Pseudopsychologie= niet-onderbouwde psychologische aannamen die zich als wetenschappelijke
waarheid voordoen
Vb. Grafologie: leesbare handtekening wijst op een persoon met veel zelfvertrouwen en die goed in zijn vel
zit, onleesbare handtekening wijst op een persoon die veel belang hecht aan privacy
- Gemeenschappelijke opvatting over menselijk gedrag en gemeenschappelijke ervaringen
- Genre “Iedereen weet toch dat...”
- Volkswijsheid
Dus waarom hebben we de psychologie nodig? → Onze eigen ogen kunnen ons bedriegen (visuele illusies)
en onze intuïties kunnen verkeerd zijn!
Vb. Verjaardagsparadox: Hoe groot moet een willekeurig samengestelde groep zijn opdat 2 mensen op
dezelfde dag jarig zijn?
Bij een groep van 60 mensen is er 100% kans dat 2 mensen op dezelfde dag verjaren.
→ BESLUIT: Onze intuïtie is niet te vertrouwen!
Psychologie is WEL: een wetenschap:
Psychologie= Een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en de gedragsevidentie gebruikt wordt
om interne processen te begrijpen die ten grondslag liggen aan dat gedrag.
Psychologen proberen door systematische observatie van meetbare kenmerken (gedrag) inzicht te krijgen
in de niet-observeerbare processen (intern). Bv. Intelligentie
1.2 Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben
“Psychologie heeft een lang verleden maar een korte geschiedenis” – Hermann Ebbinghaus, 19de E
lang verleden: mensen hebben altijd al nagedacht over hoe hun geest werkt en wat gedrag bepaalt via de
filosofie
korte geschiedenis: officiële start in 1879 met de oprichting vh 1ste psychologisch labo door Wundt → We doen al lang aan psychologie, maar erkennen het nog maar kort als een wetenschap!
Waarom zo laat?
- Wetenschappelijke studie van de geest vergde verandering in mensbeeld
- Van immateriële ziel naar studieobject (=onmeetbaar → meetbaar)
- Van nadenken over de geesten de totstandkoming van kennis tot wetenschappelijk onderzoek van de
geest
Ontwikkelingen in de filosofie
1ste invloedrijke geschriften over het functioneren van de mens werden gepubliceerd door Griekse filosofen
Plato en Aristoteles (15de eeuw). Zij stelden zich vragen over het universum en de rol van de mens erin. →
antwoorden vonden zijn oorsprong binnenin de mens: enige wezen met rede die het mogelijk maakte om
de realiteit te begrijpen.
◌ Plato
De Griekse filosoof Plato was ervan overtuigd dat echte kennis gebaseerd moest worden op de menselijke
rede en NIET op observatie en studie vd wereld waarin we leven.
Dualisme van lichaam (1) en geest (2) = lichaam en geest zijn 2 verschillende entiteiten
(1) Lichaam: zichtbare, veranderlijke wereld, rondom ons, die een volmaakte afspiegeling is van de ware
wereld. Het lichaam is enkel een omhulsel van de geest.
(2) Geest: Deel van de ware ideale wereld; de geest woont tijdelijk in het lichaam en keert na de dood terug
naar de kosmos. De ziel had kennis van de ideale wereld en de mens kon tot deze kennis toegang krijgen
door gebruik te maken van de rede.
◌ Aristoteles
Aristoteles hechtte meer belang aan observatie dan Plato, maar om echte kennis te hebben, diende men
uit te gaan van onveranderlijke uitgangspunten (=axioma’s).
◌ Ptolemaeus
Geocentrisme = idee dat de aarde het middelpunt vh universum is.
Wij zijn het centrum van deze wereld volgens Ptolemaeus, de wereld is voor ons gemaakt.
→ Mens = uniek wezen dat universum en de rol vd mens kan begrijpen via geest/rede
→ Ware kennis = product van rede, intuïtie, goddelijke ingeving
◌ De kerk:
Na de val van het Romeinse Rijk was de Kerk de belangrijkste hoeder van kennis in de westerse wereld. Zij
vertaalde de geschriften van Plato en Aristoteles naar de kerkelijke leer toe. Goddelijke ingevingen,
visioenen, intuïtie waren de bronnen van kennis.
Doordat God garant stond voor de waarheid, waren de geschriften vd kerk de meest betrouwbare bron van
informatie.
◌ De wetenschappelijke revolutie:
= Europa, 16e eeuw: vorm van kennisvergaring, die uniek is in de wereld, namelijk de overtuiging dat ware
kennis gebaseerd is op systematische observatie en actief ingrijpen in de wereld. Oude wijsheden blijken
niet noodzakelijk correct. → Nieuwe manier van denken! Ontstaan door:
- verminderde macht rooms-katholieke kerk
- herwaardering van handel en handenarbeid
- uitvinding boekdrukkunst: sneller verspreiden info
- ontdekkingsreizen
- confrontatie van de westerse wereld met islamitische en Chinese beschavingen
- oprichting universiteiten
- periode van relatieve welvaart
Belangrijkste katalysator:
Vaststelling dat de Juliaanse kalender niet meer bleek te kloppen want een echt kalenderjaar duurt
365, 2425 dagen → overgang naar de nauwkeurige gregoriaanse kalender waardoor er discussie ontstond
of de aarde stilstond in het centrum vh universum?
16e eeuw: Copernicus kwam met de veronderstelling dat niet alle hemellichamen rond de aarde draaien,
maar dat de aarde rond de zon draait.
Heliocentrisme (heliocentrische theorie)= stelt dat de zon het middelpunt van het universum is, waar alles
om heen draait, of op z'n minst het middelpunt van het zonnestelsel, waar de planeten omheen draaien.
Na zijn dood bevestigde Galilei en Newton zijn inzichten en werd dat de copernicaanse revolutie genoemd! → Wetenschappelijke studie als nieuwe bron van kennis= observatie en experimenten ‼
◌ Descartes (17de E)
Plaatste als eerste het eigen, onafhankelijk denken van de Griekse filosofen terug op de voorgrond.
Dualisme= mensen bestaan uit 2 onafhankelijke elementen, nl. lichaam en geest. De geest (zetel van onze
rede) heeft een vrije wil en vormt de kern van ons menselijk denken, terwijl het lichaam slechts als
omhulsel dient van de geest en geen enkele invloed heeft op de geest. (Plato) Rationalisme= ware kennis is gebaseerd op de rede, die door het toepassen van logica nieuwe informatie
afleidt uit bestaande. Nativisme= verwijst naar de overtuiging dat de mens aangeboren kennis heeft, die het uitgangspunt vormt
van alle andere, afgeleide kennis (Plato, Kerk, Aristoteles)
→ Lichaam is soort machine die wetenschappelijk onderzocht kan worden
→ Geest niet, is centrum vrije wil en rede
→ Reactie hierop was het Empirisme…
◌ Hobbes, Locke, & Hume
17e – 18e eeuw: Empirisme= kennis komt niet tot stand via aangeboren ideeën en afgeleide inzichten maar
via zintuiglijke ervaringen.
-geest= tabula rasa (=lege tafel = ongeschreven blad)
-inhoud geest via zintuiglijke ervaringen= kennis door observatie
→ Kennis is product van ervaring
→ Inhoud geest kan onderzocht worden
◌ Evolutietheorie van Charles Darwin
19e eeuw: Volgens deze theorie waren levende wezens het resultaat van een aanpassingsproces aan hun
veranderende omgeving. Wezens met de juiste en aangepaste kenmerken zullen zich succesvol
voortplanten.
Door de publicatie van zijn boek On the Origin of Species werd meer en meer binnen beschouwing gebracht
dat de mens uit dieren geëvolueerd was en dus dat menselijk gedrag op dezelfde manier kon bestudeerd
worden als diergedrag!
Mens staat op de hoogste trap van de evolutie.